Interview - Raadslid Wiel Heinrichs neemt afscheid

Wiel Heinrichs neemt 28 november voor het laatst plaats op zijn zetel in de raadzaal. Na meer dan vijftig jaar politiek actief te zijn geweest, neemt hij afscheid. Met frisse tegenzin, zo zegt hij zelf. 

Wiel Heinrichs in de oude raadzaal van Landgraaf

Hebt u lang nagedacht over uw besluit om te stoppen?

‘Ja, want ik wilde niet stoppen. Eigenlijk nog steeds niet, maar ik moet. Ik vind dat je je als raadslid voor honderd procent moet kunnen inzetten. Structurele gezondheidsproblemen zorgen ervoor dat dat mij nu niet meer lukt. Aan halve raadsleden heb je niets, daarom neem ik afscheid.’

U bent actief geweest als raadslid, Statenlid en wethouder. In totaal hebt u meer dan een halve eeuw deel uitgemaakt van de regionale politiek. Hoe bent u begonnen?

‘In 1970 stond ik voor het eerst op een kieslijst. Je moest toen 23 jaar zijn om in de raad te komen. Het scheelde niet veel, maar ik was net te jong. In 1974 deed ik weer mee. Op de avond van de verkiezingsdag kreeg ik een telefoontje van de zoon van een toenmalige wethouder. Hij zei: ‘Heinrichs, zou je niet eens naar het dorpscentrum komen. Je bent raadslid.’ Ik verklaarde hem voor gek, maar hij had gelijk. Het was vooral voor mijn vrouw een schok. Het had namelijk grote gevolgen voor ons privéleven. Ik had net een droombaan aangenomen aan de Rijks HBS in Helmond. Mijn vrouw zou in een ziekenhuis in Noord-Brabant gaan werken. Dat hebben we toen maar netjes afgezegd. Ik voelde de verplichting om mij in te zetten als raadslid. Maar op dat moment ambieerde ik zeker geen politieke carrière. Ik dacht meer dat ik iets zou gaan doen in de literatuur, het onderwijs of het bibliotheekwezen.’
 

Toch bleek het de start van een lange politieke carrière te zijn…

‘Bij de verkiezingen in 1981 kreeg ik meer dan duizend stemmen als beginnend lijsttrekker. Het CDA speelde een belangrijke rol in de totstandkoming van de gemeente Landgraaf. Dus dat was ook min of meer logisch. De eerstvolgende verkiezingen daarna waren een test.  Eigenlijk ging het zo maar door. Daarmee verdwenen de kansen om iets anders te doen langzaam uit zicht.’

Hebt u nooit overwogen om de politiek te verlaten?

‘In de jaren negentig raakte ik verwikkeld in een schandaal. Twee journalisten en het Openbaar Ministerie hebben geprobeerd mij kapot te maken. Dat is dankzij mijn vrouw niet gelukt. Aan de verkiezingen in 1994 wilde ik niet meer meedoen. Maar mijn vrouw zei toen: 'nu het moeilijk is, moet je laten zien wat je waard bent.' Ik luisterde naar haar. Wat bleek? Ik kreeg nog meer stemmen dan daarvoor. Het hoogtepunt was in 2002 toen ik 2.330 stemmen kreeg in Landgraaf. Toen had ik misschien moeten stoppen, maar ik wilde ook heel bewust de neergang meemaken.’

Was er sprake van een neergang?

‘Je weet dat je op een gegeven moment minder stemmen krijgt. Dat is onvermijdelijk. Er komen nieuwe generaties met nieuwe ideeën. Je speelt niet meer vol in op alle nieuwe ontwikkelingen. Toen ik me voor het eerst verkiesbaar stelde, was ik begin twintig. Ik kreeg toen veel stemmen van mensen die een stuk ouder waren dan ik. De mensen die toen op mij stemden, verdwenen. Ze stierven. De nieuwe aanwas werd minder. Toch wilde ik dat meemaken. Klimmen is makkelijk en populair worden is leuk. Toch hoort de andere kant van de medaille er ook bij. Daar komt bij dat ik veel te veel van het vak hield. Ik kon het niet missen. Nu dwingen de omstandigheden me om te stoppen. Ik moet gaan leren leven zonder politiek.’ 

Hoe is de politiek in de loop der jaren veranderd?

‘Toen ik begon, kreeg ik 25 gulden per bijgewoonde raadsvergadering. Mensen werden raadslid uit een soort bevlogenheid, een soort verantwoording voor de gemeenschap. Later kwam er het voorstel om raadsleden te gaan betalen. Dat is misschien bij sommige mensen een rol gaan spelen. Hoewel het geen argument hoeft te zijn als je een redelijk inkomen hebt. Ik hoop dat de bevlogenheid en iets willen betekenen toch nog altijd de boventoon voeren.'

Portretfoto Wiel Heinrichs

Hoe zit het met het werk zelf?

‘Het is arbeidsintensiever geworden. Je moet hard werken en veel lezen. Ik heb altijd geprobeerd om alles te lezen. Op vakantie nam ik vroeger stapels papieren mee. Nu leven we in een schermenwereld, dat is niet mijn wereld. Ik kan daar moeilijk mee omgaan. Ik ben gewend om te strepen, te krassen en aantekeningen te maken. Op de computer kan dat niet. De schermen beperken zich niet alleen tot het leeswerk. Vroeger hadden we ook veel meer contact met de kiezers.’
 

In welk opzicht?

‘Voorafgaand aan mijn eerste verkiezingen ging ik met een wethouder wandelen. We gingen deur aan deur. Daar ben ik overigens altijd slecht in geweest. Meestal was ik bij de derde deur al in een twistgesprek beland. Van de honderd deuren die we in twee uur zouden aandoen, kwam dan niets meer terecht. De afstand tussen burgers en raadsleden was kleiner. Je was meer benaderbaar. De deur stond hier voor iedereen open. Mensen kwamen hier op zondagavond aan de deur om hun verhaal te doen.’
 

Is de rol van de raad veranderd?

‘De raad heeft eigenlijk een veel te lage status. Vroeger had de raad veel meer aanzien. Men was zich ook bewust van de rol die hij had. Ondanks de grote politieke verschillen die er waren, werd er naar buiten uitgestraald: we zijn er voor het belang van de gemeente en de inwoners.’

Zijn er, terugkijkend, dingen die u met de kennis van nu anders had gedaan?

‘Wat een dooddoener. Natuurlijk, gedurende de jaren leer je. Je doet meer zelfkennis op. Ik zou minder hebben gedramd, beter hebben geluisterd. Ik werd niet voor niets ‘bulldozer’ genoemd. Dat was te wijten aan mijn manier van opereren. Ik hield te weinig rekening met andere opvattingen. Al ben ik in de loop der jaren wel milder geworden.’

Waarschijnlijk heeft uw werkwijze u ook veel stemmen opgeleverd.

‘Met alleen maar meelopen, word je natuurlijk niet populair. Je moet lef tonen. Je bent volksvertegenwoordiger, dus dan moet je ook de stem van het volk laten horen. Op volle toon.’

Wat zou u de huidige raad willen meegeven?

‘Neem je eigen rol serieus. De raad is het hoofd van de gemeente. Het is belangrijk om het college van burgemeester en wethouders scherp te houden. Het mag van mij kritischer. Je moet laten zien wie de baas is. Het werkterrein is zo complex en omvangrijk geworden dat het moeilijk is om je kennis op peil te houden. Grote fracties kunnen het werk nog verdelen, maar zeker voor kleinere fracties is het lastig. Die adviseer ik om echt te focussen op een paar terreinen.’

Wilt u nog iets aan de inwoners van Landgraaf kwijt?

‘Het spijt me dat ik ermee moet stoppen. Ik hoop dat de mensen mijn redenen begrijpen. Misschien zien we in de toekomst nog eens een nakomeling van mij terug in de politiek.’